Als pianist werk(te) ik samen met uiteenlopende muzikanten en vocalisten, zoals Willy Caron, Gregor Serban en Nicolai Pirvu. Daarbij speelde ik na het Koninklijk & Rotterdams Conservatorium jarenlang in het Het Haegsch Salon Quartet en momenteel bij Salon Ensemble Haagse Kringen.
Hoe het begon
In 1956 ben ik geboren op de Frankenslag in Den Haag. Mijn ouders woonde daar in bij mijn Opa. Door de tweede wereldoorlog waren mijn ouders berooid en hadden geen geld, laat staan woonruimte. Mijn moeder was huisvrouw en mijn vader was boekhouder en later vertegenwoordiger bij Nell en Stutterheim aan de Rijswijkseweg in Den Haag. Naast haar werk als huisvrouw begeleidde mijn moeder verstandelijk gehandicapte kinderen naar hun school/werkplek in een busje met een chauffeur/begeleider. Mijn ouders waren beslist muzikaal mijn moeder luisterde veel naar muziek en had mandoline en piano (op een geborduurde lap) gespeeld en mijn vader speelde goed mondharmonica.
Een liefde voort het leven
Met pianospelen begon begon ik op 15-jarige leeftijd doordat mijn moeder hoorde hoe ik de liedjes, die een vriendje op zijn pianoles had geleerd, naspeelde op mijn gehoor op de van de overburen gekregen piano. De piano die thuis stond was aangeschaft voor mijn oudere zus, die muzikaal zou zijn. Mijn zus was zeker muzikaal maar niet erg geïnteresseerd in pianospelen waardoor mijn moeder besloot voor mij pianolessen te gaan zoeken. De lerares werd snel gevonden op de Frederik Hendriklaan in Den Haag waar mijn moeder immers al haar boodschappen deed. Haar naam was mevrouw Verduyn en ze was een geweldige pianiste en ook een goede en lieve docente, zij moet haast al 80 geweest zijn toen ik les van haar had. Zij was heel inspirerend en motiverend. Pianospelen, zo bleek al snel, was een liefde voor het leven en ik begon heel intensief te studeren. De buren zeiden: ‘we vinden het niet erg als hij speelt, maar kan hij ook eens wat anders spelen?’
Toelatingsexamen
Na twee en een half jaar les gehad te hebben en heel wat uurtjes studie, was ik vastbesloten een toelatingsexamen voor het Koninklijk Conservatorium te doen. Dit bleek een beetje te vroeg en mijn spelen was nog te pril en mijn theoretische kennis nog te nihil. Mij werd aangeraden nog een jaar te studeren en ook theorielessen te nemen en het dan nogmaals te proberen. Ze gaven me goede hoop. Ik ben toen tevens naar een andere pianoleraar gegaan die wat meer kennis had van de gang van zaken op het KC en de daarbij behorende eisen. Zijn naam was Peter Beijersbergen van Henegouwen, later mijn collega op het Koorenhuis.
Podiumdebuut bij het schoolcabaret
Door mijn vele pianouurtjes had ik in mijn eindexamenjaar HAVO aan het Populier Lyceum niet veel tijd aan leren besteed. Voor mijn eindexamen ben ik toen gezakt, iets wat best goed uitkwam. Op deze school maakte ik mijn podiumdebuut als pianist van het schoolcabaret waarvoor ik was gevraagd door een klasgenoot. Deze vraag kwam na 1 jaar pianolessen en ook bleek dat ik ook mijn eigen muziek moest maken op hun teksten. Waarschijnlijk door mijn onbevangenheid ben ik hieraan begonnen, gelukkig zonder enig besef dat het misschien best wel eens moeilijk zou kunnen zijn.